ELITIST GIRL OF YOUR DREAMS
DEEL 3/6
Anaïs Maes
DEEL 3/6
Anaïs Maes
uit een (h)eerlijk verleden en Brieven aan Baricco, letters to Alessandro
Disclaimer: In dit stuk spreek ik over privilege en huidskleur. Hoewel ik elke dag probeer anti-racistisch op te stellen, maak ik nog vaak fouten. Als ik op een manier iemand oncomfortabel doe voelen door wat ik schrijf, spreek me alsjeblieft aan. Ik verwacht zeker niet dat andere mensen weer het werk voor me zullen doen, dus ik beloof meteen zelf aan de slag te gaan met feedback.

De opleiding kreeg een tweede eerste jaar en nieuwe docenten.
Één van die docenten was Laura Nsengiyumva, die ons les zou geven in radical presence. Er zijn mensen die een kamer kunnen binnenkomen, en waarbij je het gevoel hebt dat je leven nooit meer hetzelfde zal zijn als voorheen. Laura is zo iemand.
Elke week hielden we een uur een activistische boekenclub. We konden kiezen uit boeken als Witte onschuld van Gloria Wekker, Hallo witte mensen van Anousha Nzume en White Fragility van Robin Diangelo.
Ik heb nog nooit zoveel geleerd in een les als bij haar. Mijn wereld stortte in.
Alles wat ik leuk vond, bleek plots gepaard te gaan met eeuwen aan ongelijkheid. Mijn middenklasse afkomst? Zorgde voor andere lagere klassen. Mijn interesse in de Nederlandse taal? Zorgde voor een exclusie van mensen die de taal niet zo goed beheersten. Mijn seksuele voorkeur? Liep in de pas van heteroseksuele normativiteit.
Mijn huidskleur konden niet losgekoppeld worden van onderdrukking, waar ik voordien amper bij stilstond. Slik.
Ik las White Fragility van Robin Diangelo, en werd mijn neus op de feiten gedrukt. We leefden niét in een postkoloniale wereld. Integendeel, er waren sporen te over van neokolonialisme.
Op het einde van mijn zesde middelbaar maakte ik mijn eindwerk over de geschiedenis van Congo sinds de eerste ontdekkingsploeg een voet aan wal zette. Ik baseerde me op De geest van Leopold II van Adam Hochschild, van wie ik een boek las over WOI. Ik was gedegouteerd dat een land, mijn land nota bene, zoveel gruweldaden kon begaan zonder daar ooit zijn verantwoordelijkheid voor op te nemen. Dit was stom, erg, en walgelijk. Maar ik dacht dat dit het laatste was dat we nog moesten doen voor we af waren van die koloniale miserie. Van institutioneel racisme had ik nog nooit gehoord.
In twee groepen werkten we aan performances.
Die zomer werd er op Pukkelpop een rechts cantuslied ‘gezongen’, eerder gelald, door een deel dronken Chirojongens.
Wij besloten er een performance van te maken die we toonden op de museumnacht van het Gentse museum van hedendaagse kunst. Ons performance-decor was een woonkamer, in de sfeer van de jaren 50. We noemden het Uit een (h)eerlijk verleden, naar de titel van het cantuslied. Overal waren de racischtische regels uit het lied verstopt. Op het kussen in de sofa stond er geborduurd “de Congo is van ons”, de koekjes waren geglazureerd met “handjes kappen”. Er stond Priusbier in de koelkast, een koekendoos met Boudewijn op, en magneten waarop de verknipte stukjes liedjestekst hing.
Per vijf mocht je binnen. Je keek rond, en na een paar minuten mocht je de woonkamer verlaten waar wij in twee rijen stonden.
Twee rijen witte vrouwen en mannen. In deze erehaag van schaamte fluisterden we de tekst. Handjes kappen, de Congo is van ons. Mensen waren zichtbaar aangedaan.
De enige zwarte bezoeker was razend. We hoorden haar weggaan en zeggen “dit was zo grof.” Ik kon het niet loslaten hoe zeer het me raakte, we probeerden echt enkel het goede te doen?
Elke week hielden we een uur een activistische boekenclub. We konden kiezen uit boeken als Witte onschuld van Gloria Wekker, Hallo witte mensen van Anousha Nzume en White Fragility van Robin Diangelo.
Ik heb nog nooit zoveel geleerd in een les als bij haar. Mijn wereld stortte in.
Alles wat ik leuk vond, bleek plots gepaard te gaan met eeuwen aan ongelijkheid. Mijn middenklasse afkomst? Zorgde voor andere lagere klassen. Mijn interesse in de Nederlandse taal? Zorgde voor een exclusie van mensen die de taal niet zo goed beheersten. Mijn seksuele voorkeur? Liep in de pas van heteroseksuele normativiteit.
Mijn huidskleur konden niet losgekoppeld worden van onderdrukking, waar ik voordien amper bij stilstond. Slik.
Ik las White Fragility van Robin Diangelo, en werd mijn neus op de feiten gedrukt. We leefden niét in een postkoloniale wereld. Integendeel, er waren sporen te over van neokolonialisme.
Op het einde van mijn zesde middelbaar maakte ik mijn eindwerk over de geschiedenis van Congo sinds de eerste ontdekkingsploeg een voet aan wal zette. Ik baseerde me op De geest van Leopold II van Adam Hochschild, van wie ik een boek las over WOI. Ik was gedegouteerd dat een land, mijn land nota bene, zoveel gruweldaden kon begaan zonder daar ooit zijn verantwoordelijkheid voor op te nemen. Dit was stom, erg, en walgelijk. Maar ik dacht dat dit het laatste was dat we nog moesten doen voor we af waren van die koloniale miserie. Van institutioneel racisme had ik nog nooit gehoord.
In twee groepen werkten we aan performances.
Die zomer werd er op Pukkelpop een rechts cantuslied ‘gezongen’, eerder gelald, door een deel dronken Chirojongens.
Wij besloten er een performance van te maken die we toonden op de museumnacht van het Gentse museum van hedendaagse kunst. Ons performance-decor was een woonkamer, in de sfeer van de jaren 50. We noemden het Uit een (h)eerlijk verleden, naar de titel van het cantuslied. Overal waren de racischtische regels uit het lied verstopt. Op het kussen in de sofa stond er geborduurd “de Congo is van ons”, de koekjes waren geglazureerd met “handjes kappen”. Er stond Priusbier in de koelkast, een koekendoos met Boudewijn op, en magneten waarop de verknipte stukjes liedjestekst hing.
Per vijf mocht je binnen. Je keek rond, en na een paar minuten mocht je de woonkamer verlaten waar wij in twee rijen stonden.
Twee rijen witte vrouwen en mannen. In deze erehaag van schaamte fluisterden we de tekst. Handjes kappen, de Congo is van ons. Mensen waren zichtbaar aangedaan.
De enige zwarte bezoeker was razend. We hoorden haar weggaan en zeggen “dit was zo grof.” Ik kon het niet loslaten hoe zeer het me raakte, we probeerden echt enkel het goede te doen?

We hadden hard gewerkt, het publiek was enthousiast. Achteraf dronken we nog cava, praatten we met Laura en haar vrienden. Het was een mooie avond. We vonden het een geslaagde performance.
Twee weken later kwam één van Laura’s vrienden mee naar de les om feedback te geven. Joachim Ben Yakoub toonde waar hij mee bezig was in zijn onderzoeksproject en een documentaire over de kleur blauw in Tunesië. Daarna bracht hij onze performance ter sprake. Hij zei dat hij bij het zien van onze performance zo’n grote woede had gevoeld dat hij ons omver had willen duwen. Slik, opnieuw. Onze gezichten zagen er in het licht niet wit uit, maar grijs. Zieke hoofden. We maakten iets vanuit de white gaze, van en voor witte mensen.
Er volgde een hele dicussie over wat het wel had kunnen zijn, hoe hij radical presence interpreteerde, we vonden zijn visie eerder in de jaren 70 passen dan nu. Hij vond dat we meedraaiden in het systeem, het museum vroeg ons om een performance te maken, en wij deden dat. We bouwden een heel decor, droegen allemaal zwarte kleren, gebruikten tekst en lieten de mensen iets beloven. We hadden er nooit bij stilgestaan dat we exact deden wat het instituut van ons verlangde: zij gaven ons een podium om mooi verpakte kritiek te uiten, het instituut was dus zelfkritisch! Door te doen wat wij deden zorgen we ervoor dat het ze geen grote veranderingen moest doorvoeren. Als je het bekijkt in 2020 komt het haast nog smeriger over. De grote acties dit jaar tegen de tentoonstelling van iemand die beschuldigd werd van machtsmisbruik en aanranding, konden gewoon plaatsvinden, zonder dat ze in gesprek gingen. Ze tonen werk dat hen bekritisiseerd, en doen rustig verder met platform te geven aan oude, witte, patriarchale mannen.
Toen we daar allemaal samen in de koude studio op de grond zaten, te luisteren naar Joachim terwijl het kleur uit onze gezichten wegtrok, waren we boos, gekwetst en het liefst van al zouden we allemaal willen verdwijnen en ik wou onder de grond kruipen van schaamte. We deden toch ons best? We maakten een goede performance, mensen vonden het goed? We kregen een recensie en die was goed.
Mensen waren fan.
Behalve de mensen waarvoor we het eigenlijk hadden moeten doen, mensen die niet wit en gepriviligeerd waren zoals wij.
“Het doen voor iemand” is controversieel, en ook paternalistisch. Wij wilden het goed doen voor mensen die vaak tussen de mazen van het cultuurnet vallen. Minderheidsgroepen worstelen nog steeds met representatie, en een heleboel dingen worden gemaakt met hen zelfs niet in het achterhoofd. Alles wordt door en voor witte mensen gemaakt, en wij wilden daar tegenin gaan. Zonder succes dus.
Achteraf wordt alsmaar duidelijk dat je iets doet voor mensen omdat je er zelf nog niet helemaal mee in het reine bent. Mijn mening over institutioneel racisme was nog niet zo gevormd als het nu is, en al helemaal niet hoe het alleen nog maar meer zal evolueren.
Behalve de mensen waarvoor we het eigenlijk hadden moeten doen, mensen die niet wit en gepriviligeerd waren zoals wij.
“Het doen voor iemand” is controversieel, en ook paternalistisch. Wij wilden het goed doen voor mensen die vaak tussen de mazen van het cultuurnet vallen. Minderheidsgroepen worstelen nog steeds met representatie, en een heleboel dingen worden gemaakt met hen zelfs niet in het achterhoofd. Alles wordt door en voor witte mensen gemaakt, en wij wilden daar tegenin gaan. Zonder succes dus.
Achteraf wordt alsmaar duidelijk dat je iets doet voor mensen omdat je er zelf nog niet helemaal mee in het reine bent. Mijn mening over institutioneel racisme was nog niet zo gevormd als het nu is, en al helemaal niet hoe het alleen nog maar meer zal evolueren.
Tijdens dit gesprek kroop ik ineen en die verdraaide lichaamshouding bleef maanden zitten. Ik wist echt geen blijf meer met mezelf. Op café was ik altijd maar aan monologen aan het houden over de onrechtvaardigheid van de wereld voor iedereen die het horen wilde. Mijn vriendinnen moeten mij kotsbeu geweest zijn. Ik was de definitie van een killjoy.
Het jaar ging verder, de schoolopdrachten stroomden binnen. We moesten een schrijfopdracht maken en ik ging naar literatuurdocent Paul Demets om te overleggen waar het over zou gaan. Ik zei dat ik het niet wist, dat ik met mijn handen in het haar zat, dat mijn hele leven zo getuigde van mijn klasse en mijn privilege. Er zijn potverdorie mensen die de maand niet rondkomen, en zie mij hier zitten. Een kunstopleiding doen, mijn rijbewijs halen, samen met mijn zus in het beluikhuisje wonen waar mijn ouders veel te veel geld voor betalen. Tranen in mijn ogen.
Het jaar ging verder, de schoolopdrachten stroomden binnen. We moesten een schrijfopdracht maken en ik ging naar literatuurdocent Paul Demets om te overleggen waar het over zou gaan. Ik zei dat ik het niet wist, dat ik met mijn handen in het haar zat, dat mijn hele leven zo getuigde van mijn klasse en mijn privilege. Er zijn potverdorie mensen die de maand niet rondkomen, en zie mij hier zitten. Een kunstopleiding doen, mijn rijbewijs halen, samen met mijn zus in het beluikhuisje wonen waar mijn ouders veel te veel geld voor betalen. Tranen in mijn ogen.
Paul begreep me, hij raadde me aan om het essay van Alessandro Baricco te lezen, En nú moet de elite zichzelf op het spel zetten. Ik had Mr Gwyn al gelezen van Baricco, dus hij was geen onbekende. En ik vond me in wat hij zei. Ik voelde me verbonden met iemand die ik van haar noch pluim kende, een witte man van middelbare leeftijd of all people.
Ik begon te schrijven. Ik schreef Baricco brieven, waarvan ik wist dat ik ze toch nooit zou verzenden. Hij werd mijn internetliefde, de persoon waar ik alles op kon projecteren. De persoon die mij altijd zou begrijpen; mij en onze gedeelde liefde voor de taal. Het werd mijn eindwerk van het tweede jaar. Alles wat ik meemaakte, zoals ook docenten die totaal niet begrepen waarmee ik bezig was, goot ik in een brief.
De eerste brief van velen die ik voor Baricco schreef.
De eerste brief van velen die ik voor Baricco schreef.
22/02/2019
Beste meneer Baricco
Even wat gedachtes die ik met u zou willen delen.
-Mijn moeder zei onlangs dat het niet eerlijk was dat 1 procent van de bevolking op aarde alles in handen had, waarop mijn vader fijntjes antwoordde dat er een grote kans was dat ons gezin tot die ene procent behoort.
-Er heerst vaak een discussie of we nu werkelijk alle tradities overboord moeten gooien, en wat het verschil is tussen cultuur en traditie. Conventies zijn er om te breken, vind ik. Maar wat met onze culturele geschiedenis?
-Toen een docent en ik een discussie hadden in de les over mijn werk, zei hij dat niemand wakker ligt van dekolonisatie, dat quota overbodig zijn, en dat het om de kunst zou moeten gaan en niet om de kunstenaar. Ik was vrij geshockeerd dat er iemand in deze gebouwen daar een andere mening dan ik over had. Hoezo liggen we niet allemaal wakker van gelijke rechten?
Met vriendelijke groeten
Anaïs Maes
Anaïs Maes
Plots klikte het allemaal: ik kon geen werk maken voor mensen anders dan ik, omdat ik mezelf eerst moest begrijpen. Ik moest mezelf eerst helemaal deconstrueren.
Waarom ik was wie ik was. Er volgde een performance waar ik mezelf en mijn elitair snobisme helemaal ontleedde. Het publiek kon op mijn geprojecteerde iPhone scherm zien welke brieven ik hem schreef, hoe ik een BuzzFeed test afnam om te kijken hoe elitair ik wel niet was, een filmpje waarin ik discussieer met Karel of kunst nu wel zo verheven is als men altijd beweert, en hoe ik als apotheose een liefdeslied zing voor Baricco, getiteld: Elitist Girl.
Het was er allemaal uit. Ik had alles doorworsteld, ik bén elitair. Maar ik probeer me bewust te zijn van mijn privileges, en ik weet dat dit proces nooit helemaal rond zal zijn.
Waarom ik was wie ik was. Er volgde een performance waar ik mezelf en mijn elitair snobisme helemaal ontleedde. Het publiek kon op mijn geprojecteerde iPhone scherm zien welke brieven ik hem schreef, hoe ik een BuzzFeed test afnam om te kijken hoe elitair ik wel niet was, een filmpje waarin ik discussieer met Karel of kunst nu wel zo verheven is als men altijd beweert, en hoe ik als apotheose een liefdeslied zing voor Baricco, getiteld: Elitist Girl.
Het was er allemaal uit. Ik had alles doorworsteld, ik bén elitair. Maar ik probeer me bewust te zijn van mijn privileges, en ik weet dat dit proces nooit helemaal rond zal zijn.