I AM FILLED WITH AN INCREDIBLE AMOUNT OF RAGE

Ik ben een heel boze feministe.
Ik geef het toe. Als iemand mij vraagt of ik een mannenhater ben, dan antwoord ik “in hart en nieren”.
Mijn woede neemt ook niet af met de jaren, mijn verbazing over wat er allemaal kan en gebeurt, ook niet. Een vriendin zei me gisteren dat ze wilde dat het stopte, de identiteitscrisis, de heftige gevoelens, en het enige wat ik hoop is dat het nooit stopt. Idealiter is er niets meer waar we kwaad over moeten zijn, maar dat zie ik in ons leven toch niet meteen gebeuren. Daarvoor zit het allemaal veel te diep en is het te geïnstitutionaliseerd.
Buckle up, you're in for a bumpy ride.
Ik geef het toe. Als iemand mij vraagt of ik een mannenhater ben, dan antwoord ik “in hart en nieren”.
Mijn woede neemt ook niet af met de jaren, mijn verbazing over wat er allemaal kan en gebeurt, ook niet. Een vriendin zei me gisteren dat ze wilde dat het stopte, de identiteitscrisis, de heftige gevoelens, en het enige wat ik hoop is dat het nooit stopt. Idealiter is er niets meer waar we kwaad over moeten zijn, maar dat zie ik in ons leven toch niet meteen gebeuren. Daarvoor zit het allemaal veel te diep en is het te geïnstitutionaliseerd.
Buckle up, you're in for a bumpy ride.
Toen ik na twee lange maanden lockdown bij mijn ouders in Moere terug in Gent was, viel het mij meteen op dat het mooi weer was, de zon scheen, en ik toch het water niet rook.
Ik wandelde langs de Ajuinlei, de Coupure, de Reep en ik rook niets.
Tijdens mijn drie jaar in Gent merkte ik elke lente dat Gent opwarmde. En met Gent dus het water, dat een weeïge geur af gaf.
Ik had me erbij neergelegd dat ik niet alleen workshops, lessen, en evenementen gemist had, maar ook dit typische moment: ik had gemist hoe het water wee rook.
Maar ik had te vroeg conclusies getrokken. Na een week rook ik wat ik zo miste, en ik was even gelukkig. Ik ben herinneringen verloren, misschien zelfs tijd kwijt gespeeld; maar ik was wel aanwezig op mijn lievelingsperiode in mijn lievelingsstad.
Ik wandelde langs de Ajuinlei, de Coupure, de Reep en ik rook niets.
Tijdens mijn drie jaar in Gent merkte ik elke lente dat Gent opwarmde. En met Gent dus het water, dat een weeïge geur af gaf.
Ik had me erbij neergelegd dat ik niet alleen workshops, lessen, en evenementen gemist had, maar ook dit typische moment: ik had gemist hoe het water wee rook.
Maar ik had te vroeg conclusies getrokken. Na een week rook ik wat ik zo miste, en ik was even gelukkig. Ik ben herinneringen verloren, misschien zelfs tijd kwijt gespeeld; maar ik was wel aanwezig op mijn lievelingsperiode in mijn lievelingsstad.
De weken na dit moment zijn getekend door gesprekken met vrienden. Iedereen terug zien die ik lange tijd had moeten missen, de bubbels werden groter en de mensen werden talrijker. De gesprekken dreven van corona naar het leven dat we kennen, waar we al jaren in leven en geleefd worden. Tijdens de stille maanden rezen er allerlei initiatieven op, en hoe meer en intenser ze kwamen hoe harder ik voelde dat ik me er niet mee kon identificeren. Het was alsof dit gevoel ook helemaal niet legitiem was, en enkel overschaduwd werd door de malaise van de eenzaamheid van de voorbije tijd, maar hoe meer ik met anderen sprak hoe duidelijker het werd dat ik niet alleen stond.
Deze manier van werken in de cultuursector is niet de manier van iedereen, het is niet mijn manier. Het luide roepen en zich beroepen op sATirE komt mij echt de strot uit. Je defensief opstellen als iemand de moed bijeenraapt om iets te veranderen, om jou aan te spreken en te zeggen dat er een probleem is. De problematische aard van de uitspraken die mensen op café begaan, de mannelijke fragiliteit, de witte fragiliteit, de heteronormativiteit, kan je geloven dat ik het allemaal zo beu ben?
Ik heb het gevoel dat het niet eerlijk is. Dat de cultuurwereld niet eerlijk is, en niet veilig is. Dat mijn school dat niet is, veel docenten niet niet zijn, de huizen evenmin, en dan moet je je eens bedenken dat ik een geprivilegieerde witte cis, heteroseksuele vrouwen ben uit de middenklasse. Wat met al mijn vrienden die nog met een hele hoop andere bagger te maken hebben dan enkel seksisme? Ik vroeg me af waarom ik zo weinig queer art en werk van kunstenaars die niet wit zijn kon gaan bekijken, waarom die mij niet altijd bereikt. Waarom ik semi gestalkt wordt met evenementen van witte acteurs en actrices die denken dat een zwart vierkant delen het hoogtepunt is van activisme en daarnaast Vlaamse satire hoog in het vaandel dragen, maar ik veel te weinig echt interessant, diep, persoonlijk, slim, scherp werk kan vinden?
Als kijker vind ik dit heel erg, maar als curator nog erger. En ik wil me niet beroepen op “ik vind ze niet”. Want dat is onzin. Ik ken ze. Maar ik zie amper werk van hen. Is dat omdat het mij effectief niet bereikt, of omdat er amper een platform is? Omdat ik teveel in mijn eigen bubbel zit om er voor open te staan? Mijn “smaak” nog te westers is? Of is het omdat die mensen zo kwetsbaar zijn als ze buiten komen, en er zoveel mis kan gaan, dat ze de energie niet hebben om roekeloos en vol zelfvertrouwen met hun werk naar buiten te komen zoals precies alleen witte mannen dat kunnen?
Ik had een poll gemaakt op mijn Instagram met de vraag “voel je je welkom, gerepresenteerd of zelfs geboeid door het Vlaamse theaterlandschap?” Met als volgende vraag “Als je ja stemde, ben je een witte cishet?”. 22% stemde ja, 78% stemde nee. Veel van mijn vrienden zijn womxn, queers, en mensen die niet wit zijn. Dus deze cijfers verwonderen mij niet, er is wel echt een probleem als drie vierden van die zogenaamde cultuursector zich eigenlijk niet welkom, gepresenteerd of geboeid voelt.
De gesprekken op café gingen vaak over hetzelfde, met theater wetenschappers, studenten, kunstenaars, kunststudenten en iedereen tussenin. Los van het feit dat we allemaal hard werken om er iets beters van te maken, werkt het vreselijk teleurstellend. Zeker als je zo overtuigd bent van wat je doet, dat je het durft in vraag te stellen, en durft te plaatsen naast andere sociale kwesties. Weinigen van ons hebben zin om ons artistiek in te zetten, omdat er geen publiek is, er mensen zijn aan het sterven, er een virus woedt, de VS nog steeds in brand staat, er nog steeds zwarte mensen vermoord worden door de politie, en studentenverenigingen godbetert. Waar staan wij?
Ik schreef een paar weken terug een serie over studenten die zich engageren tegen racisme voor Gentse studentenblad Schamper. Ik sprak met Faiza van Black History Month Belgium en zij vertelde me dat ze zo moe was van het moeten uitleggen aan witte mensen dat zwarte mensen een bestaansrecht hebben. Dat die gesprekken er altijd op neer komen dat ze anderen keer op keer moet overtuigen van haar menselijkheid. En er klikte iets.
Want daarover gaat het, er zijn mensen die menselijkheid en rechten van anderen in vraag stellen, en daardoor lijden ze. Daardoor is deze maatschappij mogelijk.
Want daarover gaat het, er zijn mensen die menselijkheid en rechten van anderen in vraag stellen, en daardoor lijden ze. Daardoor is deze maatschappij mogelijk.
Ik maak me zorgen over volgend jaar. Iedereen weet nu dat het zal sucken. Ik ben aan het kijken om mijn master in twee jaar op te splitsen, en vakken op te nemen aan de universiteit, zodat ik me toch een beetje kan bezig houden. Maar misschien moet ik alle tijd niet vullen, maar me eens echt bezig houden met wat er kan veranderen. Hoe ik kan veranderen. Ik heb al even niets meer gemaakt, en het werkt verlammend. Ondertussen komt mijn bachelorproef dichter, en heb ik het gevoel dat ik zal moeten spelen voor drie man en een paardenkop.